Het is duidelijk dat ook een werknemer die te laat of niet op het werk komt ten gevolge van een staking van bv. het openbaar vervoer, recht heeft op gewaarborgd dagloon als hij aan de voorwaarden voldoet. De stakingsuitzondering is hier immers niet voorzien. Met twee arresten heeft het Hof van Cassatie echter een ernstige beperking aangebracht aan het recht op het gewaarborgd dagloon. Het Hof moest zich uitspreken over een betwisting naar aanleiding van een vooraf in de media aangekondigde staking van het openbaar vervoer. In zijn conclusie stelde advocaat-generaal Lenaerts dat zich normaal naar het werk begeven betekent: “Een weg nemen waarlangs men, gelet op de concrete omstandigheden, redelijkerwijze ter bestemming kan komen. Vertrekken met de zekerheid dat men niet kan aankomen, is niet normaal maar dwaas, onredelijk handelen. Het kan niet de strekking van de wet zijn, zulk onredelijk handelen met behoud van loon te belonen”.
Het Hof volgde deze conclusie en besliste in dezelfde gedachtegang dat “voor elke dag afzonderlijk waarvoor de werknemer zich op die bepaling beroept, moet worden onderzocht of de wettelijke vereisten vervuld zijn”. Zich normaal naar het werk begeven, betekent: ‘in normale omstandigheden van tijd, plaats en wijze’. [78] De van zijn wil onafhankelijke oorzaak die hem verhindert de dagtaak te volbrengen, moet de werknemer zijn overkomen, dit wil zeggen voor hem pas beslissende en als zodanig kenbare gevolgen hebben gehad op de weg naar het werk en niet reeds vóór het vertrek. [79]
De staking moet de werknemer dus overvallen wanneer hij al op weg is naar zijn werk. Dat is zeker het geval als de trein wel vertrekt maar zijn bestemming niet bereikt. Dat geldt ook wanneer de werknemer naar het station of de halte gaat en daar verneemt dat er door een staking geen trein, tram of bus rijdt. Wanneer vastgesteld is dat de staking enige tijd heeft geduurd waardoor iedereen voldoende geïnformeerd is, dan is artikel 27, 1° niet van toepassing. [80] Voor de eerste dag wordt nog wel het gewaarborgd loon toegekend. [81] Het arbeidshof van Brussel verwees uitdrukkelijk naar de leer van het Hof van Cassatie die bepaalt dat de feiten voor de werknemer doorslaggevende en onvermijdelijke gevolgen moeten hebben op de weg naar het werk en niet vóór zijn vertrek. Het arbeidshof oordeelde dat de staking waardoor de betrokken werknemers laattijdig op het werk arriveerden, voorzienbaar was. Zij leidde dit af uit krantenartikels en uit het feit dat 375 personeelsleden wel op het werk aanwezig waren, 221 personeelsleden verlof hadden aangevraagd en slechts 8 personeelsleden niet op het werk waren aangekomen door de staking. [82] Deze rechtspraak van het Hof van Cassatie wordt door sommigen betwist. Artikel 27, 1° veronderstelt immers niet de aanwezigheid van overmacht maar alleen een oorzaak die niet afhangt van de wil van de werknemer. Door te eisen dat die oorzaak plots op onvoorziene en onvoorzienbare wijze moet voorvallen, wordt voor de toepassing van dit artikel een voorwaarde toegevoegd die de wetgever zelf niet heeft gesteld. [83]
Wat er ook van zij, in het licht van voormelde cassatierechtspraak moeten volgende besluiten worden getrokken:
- Het recht op loon met toepassing van artikel 27, 1° moet dag na dag onderzocht worden.
- Er is alleen recht op loon als de werknemer iets overkomt op de weg naar het werk en niet reeds voor zijn vertrek.
- Er is alleen recht op loon als de werknemer zich normaal naar het werk begeeft, dit wil zeggen op het normale tijdstip, vanaf de normale plaats en op de normale manier.
- Er is alleen recht op loon als de oorzaak van het niet of laattijdig aankomen op het werk te wijten is aan een oorzaak onafhankelijk van zijn wil.