Ofschoon een ontslag een eenzijdige rechtshandeling is, zijn de geldigheidsvoorwaarden voor overeenkomsten ook van toepassing op ontslagen. [145] Dit betekent o.m. dat het ontslag niet mag aangetast zijn door wilsgebreken, met name dwang, dwaling of bedrog. [146]
Het gebruik van fysieke of morele dwang of geweld kan leiden tot de nietigheid van het gegeven ontslag. Het komt soms voor dat werknemers onder druk gezet worden om zelf ontslag te nemen onder dreiging met een ontslag om dringende reden of het neerleggen van een strafklacht. In bepaalde gevallen kan het ontslag aangetast zijn door een wilsgebrek, alhoewel de loutere dreiging van de werkgever op zich niet onrechtmatig is (zie uitgebreider onder 2.2.2. Geldige toestemming).
Elementen die kunnen meespelen in de beoordeling van de geldigheid van de wilsuiting: al dan niet beschikken over bedenktijd (en dus de mogelijkheid om advies in te winnen) [147], al dan niet bijgestaan worden door een vakbondsafgevaardigde [148], al dan niet lid zijn van de overlegorganen [149], het karakter van de vergadering naar aanleiding waarvan de werknemer zijn ontslag geeft. [150] Zo zou een onaangekondigde, opgedrongen en intensieve interpellatie van de werknemer door verschillende personen langs werkgeverszijde, waaronder de advocaat van de werkgever, waarbij de werknemer ernstige feiten worden verweten, waarover geen ernstig onderzoek gevoerd werd of waarvan bewijzen ontbreken, die gevolgd wordt door een onmiddellijke ondertekening van de ontslagbrief door de werknemer, zonder enige bedenktijd of mogelijkheid advies in te winnen, een ongeoorloofde dwang kunnen uitmaken. [151]
Wie voorhoudt dat zijn wilsuiting is aangetast door (moreel) geweld, moet het bewijs ervan leveren (cf. normale bewijsregels) en moet de nietigheid onmiddellijk inroepen nadat het geweld heeft opgehouden. [152]