ACV

10.7.1. Bescherming tegen ontslag

10.7.1.1. Principe  [1271]  [1272]

De personeelsafgevaardigden en de kandidaat-personeelsafgevaardigden kunnen slechts worden ontslagen om een dringende reden die vooraf door de arbeidsrechtbank aangenomen werd of om economische of technische redenen die vooraf door het bevoegde paritair comité erkend werden. [1273]

10.7.1.2. Beschermde werknemers

Beschermd zijn niet alleen de verkozen, effectieve en plaatsvervangende personeelsafgevaardigden, maar ook de niet-verkozen kandidaten. [1274] Vereist is wel dat hun naam voorkomt op de definitieve kandidatenlijst. [1275] Alhoewel ze op de datum van de verkiezingen (of van het ontslag indien dit eerder valt) moeten voldoen aan de verkiesbaarheidsvoorwaarden, kan de geldigheid van de kandidatuur waartegen de werkgever niet tijdig beroep heeft ingesteld, niet meer betwist worden in een procedure betreffende de ontslagbescherming. [1276]

De bescherming geldt zelfs voor kandidaten voorgedragen bij verkiezingen die nietig werden verklaard. [1277] Als de kandidatuur van de werknemer geldig werd ingediend, maar de verkiezingen niet doorgaan door toedoen van de werkgever, dan behoudt hij zijn bescherming als kandidaat. [1278]

De ontslagbescherming geldt enkel voor personeelsafgevaardigden of kandidaten voor een comité of raad opgericht conform de wettelijke verplichtingen ter zake. [1279] De werknemersvertegenwoordigers in een conventioneel overlegorgaan genieten dan ook niet van deze wettelijke bescherming. In de praktijk wordt echter meestal een equivalente bescherming overeengekomen. [1280]

10.7.1.3. Ontslag

Tijdens de beschermingsperiode is de personeelsafgevaardigde beschermd tegen ontslag. Als ‘ontslag’ wordt hier beschouwd [1281]:

  1. elke beëindiging van de arbeidsovereenkomst door de werkgever met of zonder opzegtermijn of opzegvergoeding die ter kennis gebracht wordt tijdens de beschermingsperiode.
Dit houdt in dat ook impliciete ontslagen (belangrijke wijziging essentieel element arbeidsovereenkomst; contractuele fout met beëindigingswil) in aanmerking komen. [1282]
Beëindiging door middel van opzegging is geoorloofd indien de opzegging betekend wordt vóór de beschermingsperiode, zelfs wanneer de opzegtermijn verstrijkt binnen die periode. De betekening van de opzegging tijdens de beschermde periode is anderzijds ongeoorloofd zelfs indien de opzegtermijn verstrijkt na het einde van de beschermde periode. [1283] Werd een werknemer opgezegd voor het begin van de bescherming, maar verbroken voor het normale einde van zijn opzeg en na het begin van de beschermingsperiode, dan zal de werkgever de beschermingsvergoeding verschuldigd zijn; deze is niet beperkt tot het loon voor de resterende duur van de opzegperiode. [1284]
  2. elke beëindiging van de overeenkomst door de werknemer wegens feiten die een reden uitmaken die ten laste van de werkgever kan worden gelegd.
Het betreft hier de beëindiging wegens dringende reden in hoofde van de werkgever, maar ook de gerechtelijke ontbinding op verzoek van de werknemer wegens een contractuele wanprestatie in hoofde van de werkgever. [1285]
  3. het niet in acht nemen door de werkgever van de beschikking van de voorzitter van de arbeidsrechtbank over de voortzetting van de uitvoering van de arbeidsovereenkomst tijdens de procedure voor de arbeidsrechtbank over de erkenning van de dringende reden. [1286]

Om te vermijden dat de bescherming tegen ontslag wordt omzeild door andere wijzen van beëindiging van de arbeidsovereenkomst, heeft de wetgever die mogelijkheden uitdrukkelijk beperkt.

Behoudens de beperkte ontslagmogelijkheid kan aan de overeenkomst nog slechts een einde komen [1287]:

  • door afloop van de termijn (bij een arbeidsovereenkomst voor een bepaalde tijd);
  • voltooiing van het werk waarvoor de overeenkomst werd aangegaan (bij een arbeidsovereenkomst voor duidelijk omschreven werk);
  • eenzijdige beëindiging van de overeenkomst door de werknemer;
  • overlijden van de werknemer;
  • overmacht (definitieve, aangezien tijdelijke overmacht enkel een schorsing van de overeenkomst tot gevolg heeft) [1288];
  • of onderling akkoord tussen de werkgever en de werknemer.

De wetgever heeft hiermee bv. de beëindiging van de arbeidsovereenkomst door een nietigverklaring of een gerechtelijke ontbinding willen uitsluiten. Het is betwijfelbaar of de mogelijkheid is blijven bestaan van een ontslag onder de opschortende voorwaarde van erkenning van de ingeroepen economische of dringende redenen. [1289] De beschermde werknemer zelf kan in geval van ernstige fouten in hoofde van de werkgever nog wel een gerechtelijke ontbinding van de arbeidsovereenkomst vragen. [1290]

10.7.1.4. Beschermingsperiode

De bescherming begint op het ogenblik van de kandidaatstelling; zij treedt dan evenwel in werking met terugwerkende kracht. De bescherming vangt immers aan vanaf de dertigste dag vóór de aanplakking van het bericht dat de verkiezingsdatum vaststelt. De kandidatenlijsten kunnen uiterlijk 35 dagen na deze aanplakking worden ingezonden. De bescherming kan dus al aanvangen 65 dagen vooraleer de werkgever weet wie er beschermd zal zijn (zgn. ‘occulte periode’). [1291]

Het einde van de beschermingsperiode voor effectieve en plaatsvervangende verkozenen evenals voor niet-verkozen kandidaten die voor de eerste keer kandidaat waren, valt samen met de aanstelling van de kandidaten die bij de volgende verkiezing worden verkozen. [1292]

Voor werknemers die reeds kandidaat waren en niet verkozen werden bij de vorige verkiezingen, eindigt de bescherming twee jaar na de aanplakking van de uitslag van de verkiezingen. [1293] Deze regel geldt eveneens voor kandidaten die meer dan twee opeenvolgende verkiezingen niet verkozen raken. [1294]

Niet vereist is dat de verschillende verkiezingen onmiddellijk op mekaar volgen; bij een tweede niet-verkiezing, zelfs al volgt deze decennia na de eerste, zal bijgevolg de bescherming tot twee jaar beperkt zijn. [1295] Kandidaten die bij een vorige verkiezing verkozen waren en bij een volgende niet, genieten van de bescherming verbonden aan een eerste kandidatuur. [1296] De wet maakt geen onderscheid naargelang het orgaan waarvoor men reeds kandidaat was. Indien iemand eerst kandidaat was voor de ondernemingsraad en bij volgende verkiezingen voor het comité of vice versa en in geen van beide gevallen verkozen werd, gaat het om een tweede kandidatuur.

Wanneer bij de volgende sociale verkiezingen de minimumpersoneelsbezetting voorzien voor de oprichting van een raad of een comité niet meer is bereikt en er bijgevolg geen aanleiding is tot hernieuwing van de organen, eindigt de bescherming van de bij vorige verkiezingen verkozen kandidaten zes maanden na de eerste dag van de bij KB vastgestelde periode voor de eerstvolgende sociale verkiezingen. Dit is eveneens het geval wanneer er geen nieuwe verkiezingen moeten georganiseerd worden bij ontstentenis van de vereiste kandidaturen. [1297]

De bescherming geldt niet meer voor wie de leeftijd van 65 jaar bereikte, tenzij de onderneming de categorie van werknemers, waartoe betrokkene behoort, gewoonlijk in dienst houdt. [1298] De kennisgeving van een opzegging door de werkgever aan de personeelsafgevaardigde vóór het bereiken van de leeftijd van 65 jaar is onregelmatig. [1299]

De bescherming als personeelsafgevaardigde is in wezen onafhankelijk van de uitoefening van het syndicaal mandaat. Zo behoudt de werknemer steeds zijn bescherming als kandidaat indien voortijdig een einde komt aan het mandaat en dit ongeacht de reden, bv.:

  • omdat de werknemer geen lid meer is van de vakorganisatie die de kandidatuur heeft voorgedragen [1300];
  • omdat de werknemer zelf ontslag neemt uit zijn mandaat [1301];
  • indien betrokkene niet meer behoort tot de categorie van werknemers waartoe hij behoorde op het ogenblik van de verkiezingen [1302];
  • van zodra de werknemer deel uitmaakt van het leidinggevend personeel.

10.7.1.5. Aard bescherming

De bijzondere beschermingsregeling raakt de openbare orde. Dit betekent dat een werknemersvertegenwoordiger niet kan verzaken aan zijn bescherming [1303], behoudens in de gevallen waarin de wet dit uitdrukkelijk voorziet (bv. intrekking voorlopige kandidatuurstelling [1304], evt. in het kader van de procedure dringende reden). [1305] Een overeenkomst in die zin zou zijn aangetast door nietigheid. [1306]

Alhoewel de werknemer niet kan verzaken aan zijn ontslagbescherming, wordt aanvaard dat hij wel rechtsgeldig kan verzaken aan zijn recht op de beschermingsvergoeding. Deze afstand is mogelijk vanaf het ogenblik dat het recht op de beschermingsvergoeding definitief verworven is, nl. van zodra de termijnen voor het vragen en (al dan niet) toestaan van re-integratie verstreken zijn. [1307]

Ook indien de werknemer afstand gedaan heeft van een nog niet opeisbare beschermingsvergoeding, zal het naderhand opvorderen van de beschermingsvergoeding in bepaalde gevallen toch afgewezen kunnen worden wegens rechtsmisbruik. Dit zal bv. het geval zijn wanneer de werkgever op vraag van de werknemer is overgegaan tot ontslag met het oog op SWT, en de werknemer, niettegenstaande een formele verzaking, naderhand toch overgaat tot het opvorderen van een beschermingsvergoeding. [1308]

Laatst aangepast op: 28-04-2025

    Cass. 18 mei 1987, JTT 1987, 330; Cass. 1 december 1986, JTT 1987, 97.