ACV

3.5.1. Contractvrijheid versus bescherming van de werknemer

In beginsel zijn werkgever en werknemer bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst vrij om de inhoud ervan vast te leggen. De werknemer is evenwel sociaaleconomisch de zwakste partij en kan meestal moeilijk als gelijke met de werkgever onderhandelen over de voorwaarden waaronder hij zijn arbeid wenst in te zetten en tegen welke prijs. Het arbeidsrecht heeft daarom o.m. tot doel de werknemer te beschermen. De principiële contractvrijheid zal in de praktijk dus sterk getemperd worden door de beschermende werking van het arbeidsrecht.

Een onderscheid kan gemaakt worden tussen verschillende soorten bepalingen:

  • Regels van openbare orde: bepalingen waarvan partijen niet kunnen of mogen afwijken en die ertoe strekken het belang van de maatschappij te vrijwaren. Het Hof van Cassatie definieerde openbare orde als volgt: “de wet die de essentiële belangen van de Staat of van de gemeenschap raakt, of die in het privaatrecht de juridische grondslagen vastlegt waarop de economische of morele orde van de maatschappij rust”. [590] Clausules die in strijd zijn met de openbare orde, zijn absoluut nietig. [591]
  • Regels van dwingend recht: bepalingen waarvan partijen niet kunnen of mogen afwijken en die als bedoeling hebben om private belangen te beschermen. Clausules die in strijd zijn met een rechtsregel van dwingende aard, zijn relatief nietig. [592] Van zodra het beschermend karakter van de bepaling zijn uitwerking heeft gehad, kunnen partijen wel geldig afwijkende overeenkomsten afsluiten.
  • Regels van aanvullend recht: bepalingen die slechts gelden wanneer partijen geen eigen regeling hebben uitgewerkt.

De wetgever duidt meestal niet heel uitdrukkelijk aan wat de precieze aard van een rechtsregel is. Volgens art. 6 AOW zijn alle bedingen die strijdig zijn met de bepalingen van de AOW (en zijn uitvoeringsbesluiten) nietig voor zover zij ertoe strekken de rechten van de werknemer te beperken of zijn plichten te verzwaren. Uit die bepaling kan worden afgeleid dat de AOW in beginsel dwingend is ten voordele van de werknemer.

Art. 6 AOW wordt af en toe ingeroepen voor de arbeidsgerechten:

  • Zo werd geoordeeld dat de clausule in een arbeidsovereenkomst, waarbij de werknemer afziet van zijn uitwinningsvergoeding, nietig is wegens strijdig met artikel 6 AOW. [593]
  • Een leasingbeding waarbij een werknemer aan zijn werkgever de schadevergoeding die de werkgever (als huurder) aan de leasemaatschappij van een bedrijfswagen moet betalen als de leasingovereenkomst voortijdig beëindigd wordt, omdat de bediende zelf ontslag neemt, is volgens het Arbeidshof van Antwerpen niet strijdig met art. 6 AOW. Voorwaarde is wel dat de werknemer bij het ondertekenen van het leasingbeding zich ten volle rekenschap kan geven van de consequenties van dit beding. [594] Het Arbeidshof van Brussel oordeelde echter dat een leasingbeding wél strijdig is met art. 6 AOW. [595]
  • Art. 6 AOW geldt ook voor collectieve arbeidsovereenkomsten. Zo werd de cao van 18 juni 1976, gesloten in het paritair comité voor de textielindustrie, terzijde geschoven omdat zij op onregelmatige wijze afweek van de bepalingen in de AOW waarin het recht op loon wordt toegekend in geval van schorsing voor bepaalde familiegebeurtenissen. [596]

Bepaalde rechtsregels vervat in de AOW raken zelfs de openbare orde. De regels in de AOW m.b.t. de wijze waarop de werkgever de opzegging moet betekenen en het verbod van levenslange binding, zijn daarvan voorbeelden.

Ook de fundamentele rechten en vrijheden raken de openbare orde. Zo werd een woonplaatsclausule waarbij de werknemer er zich toe verbond in een welbepaalde regio te wonen, weliswaar niet strijdig geacht met art. 6 AOW (omdat de wet niets uitdrukkelijks heeft geregeld daarover), maar wel met art. 2 van Protocol nr. 4 bij het EVRM. [597]

In uitzonderlijke gevallen is een regel dwingend ten voordele van beide partijen. Zo kan de ongeldigheid van het concurrentiebeding worden opgeworpen door zowel werkgever als werknemer indien het beding niet beantwoordt aan de wettelijke definitie. [598]

Enkele regels zijn louter van aanvullend recht. Zo bv. de verplichting om, als erom gevraagd wordt, bij ziekte een medisch attest te bezorgen binnen de 48 uren; van deze termijn mag bij eenvoudige overeenkomst worden afgeweken.

Laatst aangepast op: 28-04-2025