ACV

4.10.3. Transitietraject tijdens de opzegtermijn

Via de arbeidsdeal (zomer 2022) heeft de regering in art. 37/13 AOW een traject ingevoerd waarin de werknemer tijdens de opzegtermijn ter beschikking kan worden gesteld aan een andere werkgever (toegelaten vorm van terbeschikkingstelling). [425]

Het traject is enkel voorzien wanneer de werknemer ontslagen werd door de werkgever d.m.v. een opzegtermijn.

De werkgever kan het transitietraject aanbieden aan de werknemer, maar de werknemer kan het ook zelf voorstellen aan de werkgever. Het transitietraject is een mogelijkheid en geen verplichting voor partijen. De werkgever mag de werknemer niet onder druk zetten om een transitietraject te aanvaarden. De weigering door de werknemer om in een transitietraject te stappen kan op geen enkel ogenblik aanleiding geven tot een nadelige behandeling of tot sancties op het vlak van zijn rechten op werkloosheidsuitkering.

De terbeschikkingstelling gebeurt door bemiddeling van een uitzendbureau of een gewestelijke openbare dienst voor arbeidsbemiddeling.

De voorwaarden en de duur van de terbeschikkingstelling moeten worden vastgelegd in een geschrift tussen vier partijen: de werkgever, de werknemer, de werkgever-gebruiker en het uitzendbureau of de gewestelijke openbare dienst voor arbeidsbemiddeling:

  • Het geschrift moet worden opgesteld vóór het begin van de terbeschikkingstelling.
  • De minimumduur van de terbeschikkingstelling moet nog bij KB worden bepaald. De maximumduur is gelijk aan de te presteren opzegtermijn.
  • Het loon tijdens de terbeschikkingstelling wordt betaald door de werkgever.
    • Het gaat om het loon van toepassing bij de werkgever-gebruiker voor de functie die de werknemer daar uitoefent, of het lopend loon voor de functie bij de werkgever zelf indien dat meer bedraagt dan de verloning bij de werkgever-gebruiker.
    • De werkgever-gebruiker dient een gedeelte van dit loon te compenseren door betaling aan de werkgever (er moet nog bepaald worden hoe de compensatie berekend moet worden).

De werknemer en de werkgever-gebruiker hebben het recht om vervroegd een einde te stellen aan het transitietraject. Dat gebeurt schriftelijk, aan elkaar en aan de werkgever, via een opzegtermijn cf. de AOW (berekend op basis van de anciënniteit in het transitietraject).

De werkgever-gebruiker staat tijdens de terbeschikkingstelling in voor de toepassing van de bepalingen van de wetgeving inzake de reglementering en de bescherming van de arbeid die gelden op de plaats van het werk.

Indien het transitietraject voleindigd werd (volgens de duur bepaald in de 4-partijenovereenkomst), dient de werkgever-gebruiker de werknemer in dienst te nemen met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur. Doet de werkgever-gebruiker dat niet, dan moet die aan de werknemer een vergoeding betalen die gelijk is aan het lopend loon dat overeenstemt met de helft van de termijn van het transitietraject.

Wanneer de werknemer na de terbeschikkingstelling door de werkgever-gebruiker in dienst wordt genomen, dan telt de opgebouwde anciënniteit tijdens het transitietraject mee:

  • Voor het berekenen van de opzegtermijn.
  • Voor de regeling loopbaanonderbreking en tijdskrediet, met inbegrip van de thematische verloven.
Laatst aangepast op: 28-04-2025