ACV

10.1.4. Borstvoedingspauzes  [1140]

De werkgever van een werkneemster die borstvoeding geeft en/of melk afkolft, mag geen daad stellen om de dienstbetrekking eenzijdig te beëindigen, behalve om redenen die geen verband houden met de fysieke toestand als gevolg van de borstvoeding en/of het afkolven van melk.

De bescherming geldt vanaf het ogenblik dat de werkgever op de hoogte werd gebracht van de uitoefening van het recht tot het verstrijken van een termijn van één maand die ingaat op de dag volgend op het verstrijken van de geldigheid van het laatst afgegeven attest of medisch getuigschrift.

De werkgever dient deze redenen te bewijzen. Op verzoek van de werkneemster brengt de werkgever haar hiervan schriftelijk op de hoogte. Als de aangevoerde reden tot staving van het ontslag niet voldoet, of wanneer er geen reden is, betaalt de werkgever aan de werkneemster een forfaitaire vergoeding die gelijk is aan het brutoloon voor zes maanden.

De forfaitaire vergoeding kan gecumuleerd worden met een verbrekingsvergoeding, maar niet met de ontslagvergoeding voor zwangere werkneemsters. De cumulatieregels betreffende de ontslagvergoeding voor zwangere werkneemsters gelden bovendien ook voor de aan de borstvoedingspauzes gerelateerde ontslagvergoeding.

Laatst aangepast op: 28-04-2025