ACV

    8. Jaarlijkse vakantie

    De jaarlijkse vakantie schorst de uitvoering van de arbeidsovereenkomst. Dit is het geval zowel voor de sluiting wegens collectieve vakantie als voor de individuele vakantie. [555] Onder jaarlijkse vakantie moeten niet alleen de vier weken vakantie begrepen worden die de gecoördineerde vakantiewetgeving voorziet [556], maar ook bijkomende of extralegale vakantiedagen die worden verleend door een cao of een individueel akkoord of zelfs uit een gebruik of een eenzijdige verbintenis van de werkgever. [557]

    Het begrip ‘jaarlijkse vakantie’ in de Arbeidsovereenkomstenwet is dus niet hetzelfde begrip als dat van de gecoördineerde vakantiewetgeving. [558] Deze interpretatie in de rechtspraak is niet zonder belang: de schorsing wegens jaarlijkse vakantie (zoals begrepen door de Arbeidsovereenkomstenwet) schorst volgens artikel 38, § 2 AOW immers de opzegtermijn gegeven door de werkgever. De dagen die worden toegekend als een vorm van arbeidsduurvermindering, worden niet als vakantiedagen beschouwd, tenzij ze inbegrepen zijn in de gewone jaarlijkse vakantie. [559]

    De bepalingen over het recht op vakantie, de verschillende soorten vakantie (aanvullende vakantie, jeugdvakantie, seniorvakantie, …), het vakantiegeld en de duur van de vakantie, gaan het opzet van dit boek te buiten. Zij zitten vervat in de gecoördineerde wetten betreffende de jaarlijkse vakantie en de uitvoeringsbesluiten ervan. We gaan nu enkel kort in op de facetten met betrekking tot de schorsing van de arbeidsovereenkomst en de wijze waarop de datum van de schorsingsperiode wordt vastgesteld.

    De werknemer heeft in de loop van een jaar recht op een aantal vakantiedagen in verhouding tot de arbeidsprestaties en de gelijkgestelde periodes van het vakantiedienstjaar (dit is het kalenderjaar voordien). De datum van de jaarlijkse vakantie en de eventuele verdeling ervan kan worden vastgesteld door het paritair comité. Wanneer het paritair comité een beslissing neemt, moet de minister van Sociale Zaken daarover worden ingelicht, ten laatste op 31 december vóór het vakantiejaar. Deelt het paritair comité niet tijdig een beslissing mee, dan kan de vakantiedatum voor elke onderneming worden vastgesteld door de ondernemingsraad. Werd er geen ondernemingsraad opgericht of neemt de raad geen beslissing, dan kan de datum van de vakantie worden vastgesteld bij overeenkomst tussen de werkgever en de vakbondsafvaardiging.

    In ondernemingen waar geen vakbondsafvaardiging werd opgericht, kan ook een akkoord worden gesloten tussen de werkgever en de werknemers. Als op deze verschillende vlakken geen beslissing wordt genomen, worden de regelingen getroffen bij individueel akkoord tussen de werkgever en de werknemer. [560]

    De volgende regels moeten voor zowel de collectieve als de individuele akkoorden in acht worden genomen:  [561]

    • De vakantie moet worden toegekend binnen de twaalf maanden die op het vakantiedienstjaar volgen. Vanaf 2024 zullen in een aantal gevallen de vakantiedagen kunnen worden opgenomen in de vierentwintig maanden die volgen op het einde van het vakantiejaar waarop die nog te nemen vakantiedagen betrekking hebben [562]. Het gaat dan over vakantiedagen die niet kunnen worden opgenomen wegens een van de volgende schorsingsgronden:
    • een arbeidsongeval,
    • een beroepsziekte,
    • een gewone ziekte,
    • een gewoon ongeval,
    • een moederschapsrust of een vaderschapsverlof, bedoeld in artikel 39 van de arbeidswet van 16 maart 1971,
    • een vaderschapsverlof, bedoeld in de wet van 3 juli 1978 betreffende de arbeidsovereenkomsten,
    • een profylactisch verlof,
    • een adoptieverlof,
    • een verlof voor pleegzorg bedoeld in artikel 30quater van voornoemde wet van 3 juli 1978,
    • een pleegouderverlof bedoeld in artikel 30sexies van voornoemde wet van 3 juli 1978.
    • Gezinshoofden moeten bij voorkeur hun vakantie kunnen nemen tijdens de schoolvakantie.
    • In elk geval moet een ononderbroken vakantieperiode van een week worden gewaarborgd (uiteraard maar voor zover de werknemer recht heeft op vakantie).
    • Drie weken of twee weken ononderbroken vakantie, naargelang de werknemer jonger of ouder is dan achttien jaar, moeten worden toegekend tussen 1 mei en 31 oktober, behalve als de werknemer zelf om een andere regeling verzoekt.
    • Met betrekking tot de andere vakantiedagen dan de voormelde drie of twee weken, geldt als regel dat ze moeten worden toegekend zodanig dat de productietijd maximaal wordt gevrijwaard; indien mogelijk worden die dagen toegekend tijdens periodes van afnemende activiteit of naar aanleiding van gewestelijke of plaatselijke feesten.
    • De vakantie mag niet bij halve dagen worden genomen, behalve wanneer een halve vakantiedag wordt aangevuld met een andere halve dag van gewone inactiviteit of aanvullende vakantie of drie dagen van de vierde vakantieweek als de werknemer daarom verzoekt en het werk in de onderneming er niet door wordt gestoord.

    De werknemer mag niet eenzijdig de vakantiedatum vaststellen. Door met vakantie te vertrekken tegen de wil van de werkgever begaat de werknemer een fout die – afhankelijk van de concrete omstandigheden – zelfs als een dringende reden kan worden beschouwd. [563] Ook de werkgever mag niet eenzijdig beslissen om eenzijdig vakantie toe te kennen. [564] Doet hij dit wel dan onttrekt hij zich eenzijdig aan zijn essentiële verbintenis om de overeengekomen arbeid aan te bieden. Een dergelijke contractuele fout zou aanleiding kunnen zijn tot het betalen van een schadevergoeding voor het gederfde loon. [565] Als er geen akkoord kan worden gesloten over de vakantiedatum, dan bestaat de mogelijkheid een beslissing te vragen aan de rechter (zo nodig in kort geding). [566]

    Als de onderneming wordt gesloten door een collectieve jaarlijkse vakantie, gelden de gevolgen van de sluiting ook voor de werknemers die geen of onvoldoende recht hebben op jaarlijkse vakantie. Ook de arbeidsovereenkomst van die werknemers wordt geldig geschorst, niet wegens jaarlijkse vakantie maar door overmacht of vreemde oorzaak (zie hierboven). [567]

    Men neemt aan dat de uitvoering van de arbeidsovereenkomst geschorst wordt door de verlofdagen en inactiviteitsdagen (zondag, feestdag, zaterdag) die in een vakantieperiode vallen, maar niet door een weekend dat bv. onmiddellijk aan een vakantieperiode voorafgaat of erop volgt. [568]

    Laatst aangepast op: 04-07-2023