ACV

12.2.1. Principe

De rechtsvorderingen die uit de arbeidsovereenkomsten ontstaan, verjaren één jaar na het einde van deze overeenkomst of vijf jaar na het feit waaruit de vordering is ontstaan, zonder dat deze termijn een jaar na het einde van de overeenkomst mag overschrijden. [1605]

Dit betekent dat tijdens de uitvoering van de arbeidsovereenkomst een contractuele rechtsvordering kan worden ingesteld tot vijf jaar nadat het recht eisbaar werd. Na het einde van de arbeidsovereenkomst moeten contractuele rechtsvorderingen binnen het jaar na het einde van het contract moeten worden ingesteld; ze kunnen bovendien enkel betrekking hebben op rechten die ontstaan zijn binnen een periode van vijf jaar voor het instellen van de vordering.

Op basis van een specifieke wettelijke bepaling verjaren alle rechtsvorderingen tussen enerzijds een werknemer en/of een aangeslotene, en anderzijds een inrichter en/of een pensioeninstelling, die voortvloeien uit of verband houden met een aanvullend pensioen of het beheer ervan, door verloop van vijf jaar. De verjaringstermijn gaat in vanaf de dag volgend op die waarop de benadeelde werknemer of aangeslotene kennis heeft gekregen of redelijkerwijze kennis had moeten krijgen, hetzij van het voorval dat het vorderingsrecht doet ontstaan, hetzij van de schade en van de identiteit van de daarvoor aansprakelijke persoon. [1606] Dezelfde verjaringstermijn van vijf jaar geldt voor de rechtsvorderingen van een begunstigde tegen een inrichter en/of pensioeninstelling. De termijn gaat in dat geval in vanaf de dag volgend op die waarop de begunstigde kennis heeft gekregen of redelijkerwijze kennis had moeten krijgen, hetzij tegelijk van het bestaan van het aanvullend pensioen, van zijn hoedanigheid van begunstigde en van het voorval dat de prestaties opeisbaar doet worden, hetzij van de schade en van de identiteit van de daarvoor aansprakelijke persoon. [1607]

De vordering met het oog op de uitbetaling van het vakantiegeld van een bediende (of een leerling-bediende) verjaart na drie jaar, vanaf het einde van het vakantiedienstjaar waarop dat vakantiegeld betrekking heeft. [1608] Het betreft een lex specialis.

Laatst aangepast op: 04-07-2024